Verschil diefstal en verduistering

Soms is het lastig wat nu precies het verschil is tussen diefstal en verduistering. Vooral bij tanken zonder te betalen, komen we zaken tegen waarbij die scheidslijn moeilijk is vast te stellen. De Hoge Raad heeft in HR 20 maart 2018,  ECLI:NL:HR:2018:367 in een standaardarrest het verschil proberen te verduidelijken.

Diefstal

Kenmerkend voor diefstal is dat een goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, wordt weggenomen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (art. 310 Sr), dat wil zeggen met het oogmerk om wederrechtelijk als heer en meester over het weggenomen goed te beschikken (gl. HR 14 februari 1938, NJ 1938/731, HR 26 november 2013, ECLI:NL:HR:2013:1426, NJ 2014/41 en HR 26 november 2013, ECLI:NL:HR:2013:1425, NJ 2014/40).
Wederrechtelijk in de context van vermogensdelicten wordt wel nader geduid als “zonder recht, zonder bevoegdheid”. De strafbare gedraging bij diefstal is het wegnemen, niet het toe-eigenen. Mede daarin onderscheidt de strafbaarstelling van diefstal zich van de strafbaarstelling van verduistering.

Verduistering

In geval van verduistering heeft iemand een goed anders dan door misdrijf onder zich. Ook daarin onderscheidt verduistering zich van diefstal (en van oplichting). Diefstal wordt gepleegd door het wegnemen van het goed om het zichzelf toe te eigenen, terwijl bij verduistering de strafbare handeling is gelegen in het zich toe-eigenen zelf, nadat de dader anders dan door misdrijf de beschikking heeft gekregen over het goed. Uit de rechtspraak van de Hoge Raad kan worden afgeleid dat sprake is van het onder zich hebben van een goed als het goed de verdachte is toevertrouwd of als sprake is van een rechtsverhouding waaruit het onder zich hebben noodzakelijk voortvloeit. Een feitelijke machtsverhouding tot het desbetreffende goed is niet steeds voldoende (Vgl. HR 4 november 1980, NJ 1981/117, HR 9 maart 1982, NJ 1982/573, HR 25 november 1986, NJ 1987/418 en HR 28 juni 1926, NJ 1926/785.).

Voorbeelden diefstal opv verduistering:

  • De nachtwaker van een museum de zich in het museum bevindende goederen niet onder zich had ( HR 4 november 1980, NJ 1981/117).
  • Ook de zoon die alleen thuis was en sieraden wegnam maakte zich niet schuldig aan verduistering (HR 25 november 1986, NJ 1987/418). De Hoge Raad oordeelde in de laatstgenoemde zaak dat voor het onder zich hebben van goederen een feitelijke machtsverhouding tot die goederen niet steeds voldoende is, terwijl hetgeen het hof had vastgesteld niet dwong tot de gevolgtrekking dat de goederen aan de verdachte waren toevertrouwd en evenmin dat sprake was van enige rechtsverhouding waaruit noodzakelijk voortvloeide dat de verdachte de goederen onder zich had.
  • In een zaak waarin de verdachte was gevraagd om op een huis te passen en hij dat huis tijdelijk had betrokken, had het hof geoordeeld dat de verdachte het huis met alle daarin aanwezige goederen was toevertrouwd en dat daaruit noodzakelijk voortvloeide dat de verdachte de goederen onder zich had, omdat de goederen zich in dat huis bevonden. Dat oordeel getuigde volgens de Hoge Raad niet van een onjuiste rechtsopvatting (HR 22 januari 1991, NJ 1991/383).

Grensgevallen tussen diefstal en verduistering

Grensgevallen tussen diefstal en verduistering doen zich onder meer voor in zelfbedieningssituaties. Rechtspraak over dit soort gevallen heeft in het verleden tot uiteenlopende uitkomsten geleid. In 1959 overwoog de Hoge Raad in een zaak waarin de verdachte was veroordeeld wegens verduistering van een rollade in een winkel, dat diefstal of verduistering zich zal voordoen naar gelang het oogmerk zich het betrokken voorwerp wederrechtelijk toe te eigenen reeds bij het wegnemen aanwezig is dan wel eerst nadat de dader dat voorwerp reeds onder zich heeft (HR 2 juni 1959, NJ 1960/115.)

De Hoge Raad laat in zijn uitspraak in 1959 de mogelijkheid open dat iemand zich de feitelijke heerschappij over een goed reeds verschaft – en het goed dus wegneemt – wanneer hij de desbetreffende winkel nog niet heeft verlaten of nog niet voorbij de kassa is geweest. Wanneer iemand in een zelfbedieningswinkel een goed reeds voordat hij de kassa heeft gepasseerd in zijn jaszak of tas laat wegglijden, kan in voorkomende gevallen van een voltooide diefstal sprake zijn (Vgl. HR 6 oktober 2009, ECLI:NL:HR:2009:BJ3279 (art. 81 RO) en met name de daaraan voorafgaande conclusie van Jörg.).
In een zaak uit 1966 had het hof geoordeeld dat de verdachte, die in de Bijenkorf verschillende goederen in haar ondoorzichtige boodschappentas had gestopt en de goederen met een shawl had bedekt, reeds op het moment waarop zij de genoemde goederen in haar boodschappentas stopte, het oogmerk had zich deze wederrechtelijk toe te eigenen. De veroordeling wegens diefstal bleef in cassatie in stand (HR 14 juni 1966, NJ 1967/440.).
In 1998 oordeelde de Hoge Raad in een zaak waarin de verdachte tandenborstels uit de stelling in de winkel had genomen en deze direct daarop voor de buitenwereld onzichtbaar in zijn op zijn lichaam gedragen kleding had gestoken, dat het oordeel van het hof dat de wegneming op dat moment was voltooid, niet onbegrijpelijk was (HR 27 oktober 1998, nr. 108.280, NJB 1998, p. 2005).
In een recentere zaak had de verdachte samen met een ander in een speelgoedwinkel een doos met daarin een looptrainer gepakt, deze meegenomen naar de andere kant van de winkel, aldaar de looptrainer uit de verpakking gehaald en vervolgens heimelijk een Playstation in de lege doos gestopt. Volgens de Hoge Raad gaf het oordeel van het hof dat de verdachte aldus samen met een ander deze Playstation zodanig aan de feitelijke heerschappij van de rechthebbende had onttrokken dat de wegneming daarvan was voltooid, geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting (HR 9 februari 2016, ECLI:NL:HR:2016:206, NJ 2016/118. Vgl. ook HR 22 maart 2011, ECLI:NL:HR:2011:BP2627, NJ 2013/159 (het plaatsen van een zaagmachine en een kabel op de laadvloer van de op het bouwterrein geparkeerde vrachtwagen).

Keuze tussen diefstal en verduistering verplicht; anders vrijspraak

In HR 14 februari 2017, ECLI:NL:HR: 2017:227 heeft de Hoge Raad bepaald dat een rechter de keuze moet maken tussen diefstal en verduistering. Als dat niet mogelijk is, moet vrijspraak volgen:
'Het Hof heeft met betrekking tot de in de tenlastelegging omschreven alternatieven (diefstal dan wel gekwalificeerde verduistering) geen keuze gemaakt. Die keuze had echter niet achterwege mogen blijven nu deze - gelet op de aan het feit te geven kwalificatie - van belang is voor de strafrechtelijke betekenis van het bewezenverklaarde. Uit het vorenoverwogene volgt dat het Hof niet op de grondslag van de tenlastelegging heeft beslist, zodat het bestreden arrest niet in stand kan blijven."

Meer informatie verschil diefstal en verduistering

Meer informatie over het onderscheid tussen de verschillende vermogensdelicten vindt u in de literatuur, waaronder:

Systematiek van vermogensdelicten

Direct contact met een advocaat?
Meld gratis en vrijblijvend uw zaak aan.
Zaak aanmelden