Vrijspraak opzettelijk voordeel trekken uitkeringsfraude partner;
Wanneer de partner niet voldoet aan de inlichtingenplicht in het kader van een bijstandsuitkering, probeert de officier soms ook een verdachte te vervolgen die financieel heeft geprofiteerd van die uitkeringsfraude van de partner. De Hoge Raad is hier streng in. Alleen wanneer uit de bewijsvoering volgt dat de verdachte “opzettelijk” voordeel heeft getrokken uit hetgeen werd aangeschaft met door misdrijf verkregen geld en het opzet van de verdachte tevens was gericht op de omstandigheid dat de partner niet had voldaan aan de inlichtingenverplichting uit hoofde van de bijstandsuitkering, kan er een veroordeling voor heling (het opzettelijk voordeel trekken uit de uitkeringsfraude van de partner) volgen. (zie o.a. HR 8 januari 2019, ECLI:NL:HR:2019:21).
Pleitnota advocaat; geen wetenschap niet voldoen inlichtingenplicht
De advocaat van de verdachte heeft in zijn pleitnota als verweer gevoerd dat de verdachte niet wist dat zijn partner niet voldeed aan de inlichtingenplicht uit hoofde van de bijstandsuitkering:
“Opzet
3. Wat de verdediging betreft hoeft geen discussie te bestaan over de vraag of cliënt en zijn partner op enig moment een gezamenlijke huishouding hebben gevoerd. Anders dan de tenlastelegger stelt hebben zij niet de gehele periode samengewoond, maar is in de loop van de tijd een situatie ontstaan dat zijn partner af en toe bij hem verbleef welke periodes zich uitbreidden. Omdat cliënt op dat moment geen enkel inkomen had, betaalde zij bovendien zo nu en dan enkele vaste lasten en boodschappen. Daarmee heeft hij voordeel getrokken uit haar uitkering, ook daarover hoeft geen discussie te bestaan.
4. Er hoeft ook geen discussie te bestaan over de vraag of cliënt wist dat zijn partner een uitkering had. Dat wist hij, alhoewel hij niet van alle ins en outs van deze uitkering op de hoogte was. Wat daarbij van belang is, is het feit dat cliënt geen inzicht had in de bankrekening van zijn partner, noch in haar uitkeringsspecificaties of de informatie die zij aan de uitkeringsinstantie verstrekte.
5. Daarmee zijn wij gekomen bij het opzetverweer. Om tot een bewezenverklaring te komen dient niet alleen bewezen te worden dat cliënt opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitkering van zijn partner, maar ook dat hij opzet had op het door misdrijf verkrijgen van deze uitkering. Het dossier zal dus informatie moeten bevatten waaruit volgt dat cliënt opzet had op een door zijn partner te plegen misdrijf teneinde deze gelden te verkrijgen, namelijk door het opzettelijk onjuist informeren van de uitkeringsinstantie.
6. Het dossier bevat geen enkele informatie waaruit blijkt dat cliënt wist van het feit dat zijn partner de uitkeringsinstantie onjuist informeerde over haar gezinssamenstelling, als daar al sprake van was. Van een zwaardere vorm van opzet dan voorwaardelijk opzet kan naar het oordeel van de verdediging dan ook zeker geen sprake zijn. Via een constructie van voorwaardelijk opzet zou dan eventueel nog een bewezenverklaring kunnen volgen.
7. In dat geval zal er vastgesteld moeten worden dat er een aanmerkelijke kans is dat de partner van cliënt zich aan een misdrijf schuldig zou maken teneinde de uitkering te verkrijgen, welke aanmerkelijke kans cliënt bovendien bewust heeft aanvaard. De verdediging stelt zich op het standpunt dat van beide elementen geen sprake kan zijn, zowel geen aanmerkelijke kans als geen bewuste aanvaarding.
8. Allereerst is de kans dat de partner van cliënt een misdrijf zou plegen teneinde de uitkering te verkrijgen naar algemene ervaringsregelen niet als aanmerkelijk aan te merken. Cliënt had geen enkele reden om aan te nemen dat zijn partner niet zou voldoen aan de eisen van de uitkeringsinstantie. Bovendien was het haar uitkering en rustte op hem dus geen verplichting om gegevens aan de uitkeringsinstantie door te geven of te controleren. Het enkele feit dat cliënt niet actief heeft nagevraagd of zijn partner melding had gemaakt van het feit dat er sprake was van financiële steun aan hem, maakt niet dat sprake is van een aanmerkelijke kans dat zij haar gegevens niet juist doorgaf aan de uitkeringsinstantie.
9. Indien uw hof meent dat wel degelijk sprake was van een aanmerkelijke kans op een door de partner van cliënt te plegen misdrijf, dan is vervolgens de vraag of cliënt zich bewust was van deze kans en/of hij die aanmerkelijke kans dan bewust heeft aanvaard. Ook hiervan is naar het oordeel van de verdediging geen sprake.
10. Cliënt had ten tijde van de tenlastegelegde periode geen inkomen. Niet alleen de partner van cliënt hielp hem financieel, ook zijn moeder en overige familie deed dat. Het was voor cliënt dus niet vreemd dat hij financiële steun ontving. Bovendien had zijn partner de laagst mogelijke uitkering. Het feit dat cliënt zelf bewust geen uitkering aanvroeg omdat hij geen problemen wilde veroorzaken met de uitkering van zijn partner, geeft aan dat hij niet bewust een aanmerkelijke kans heeft willen aanvaarden op het plegen van een misdrijf, zowel door hem als door zijn partner.
11. De uitkering wanneer zij een gezamenlijke uitkering hadden aangevraagd zou bovendien veel hoger geweest zijn dan de uitkering die zijn partner nu ontving. Ook dat is een indicatie dat cliënt niet bewust een aanmerkelijke kans heeft aanvaard op het plegen van een misdrijf door zijn partner.
12. De zaak laat zich goed vergelijken met de zaak die leidde tot het arrest van de Hoge Raad van 1 september 2015 ECLI:NL:HR:2015:2456, waarin een zeer vergelijkbare casus zich voordeed en waarin de Hoge Raad casseert omdat uit bewijsmiddelen niet kan volgen dat de verdachte opzettelijk voordeel heeft getrokken uit door misdrijf verkregen geld nu uit de bewijsmiddelen niet volgt dat verdachte wist dat niet werd voldaan aan de inlichtingenverplichting uit hoofde van de Wet Werk en Bijstand. Ook het onderhavige dossier bevat daarvoor geen bewijsmiddelen, terwijl cliënt ontkent wetenschap gehad te hebben van de verkeerde inlichtingen van zijn partner.
13. Gelet op al het voorgaande meent de verdediging dan ook dat cliënt moet worden vrijgesproken van het tenlastegelegde.”
< Terug naar Heling