Goed dat aan een ander toebehoort
Diefstal, verduistering of heling kan alleen ten aanzien van een goed dat aan een ander toebehoort. Indien u zelf bezitter bent van een goed, kunt u hiervoor niet worden veroordeeld.
Bezit is bepalend; niet eigendom
De bezitter van een goed, ongeacht de vraag of hij tevens de eigenaar daarvan is, kan worden aangemerkt als degene aan wie het goed toebehoort
> Meer informatie bezit en eigendom goed
LJN: BX5597, Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch, 17 augustus 2012
Het hof stelt voorop dat het bestanddeel ‘toebehoren’ in de zin van artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht niet samenvalt met het civielrechtelijk begrip van eigendom. Ook indien iemand een zekere zeggenschap over een goed heeft doordat het goed zich feitelijk in diens macht bevindt, kan naar het oordeel van het hof onder omstandigheden worden gesproken van ‘toebehoren’ van dit goed aan deze persoon in de zin van artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Wat er ook zij van de vraag of voldoende aannemelijk is geworden dat, zoals verdachte stelt, de goederen in eigendom aan hem toebehoorden; uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat aangeefster, gelet op het feit dat ten tijde van het wegnemen van deze goederen door verdachte deze goederen zich in de woning van aangeefster bevonden, een dusdanige zeggenschap over deze goederen had, dat naar het oordeel van het hof van het (tevens) aan haar ‘toebehoren’ van deze goederen in de zin van artikel 310 Sr moet worden gesproken. Ofschoon verdachte en aangeefster niet waren gehuwd en er geen sprake was van een geregistreerd partnerschap, betrekt het hof hierbij dat de goederen zich na beëindiging van de relatie bevonden in de kennelijk onverdeelde bezittingen over de verdeling waarvan verdachte en aangeefster nadien in een civiele procedure overeenstemming hebben bereikt.
Gelet op het vorenoverwogene en in aanmerking genomen de wijze waarop verdachte eigenmachtig de feitelijke heerschappij over de goederen heeft verzekerd, brengt naar het oordeel van het hof mee dat verdachte heeft gehandeld met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening. Daaraan doet niet af de omstandigheid dat verdachte meende eigenaar te zijn van de goederen.