Schakelbewijsconstructie voor tasjesroof
Een verdachte van tasjesroof was steeds op de camerabeelden te zien bij de pintransacties. Hij voerde echter als verweer dat hij enkel in opdracht van een ander had gepind en zich niet zelf schuldig had gemaakt aan deze tasjesdiefstal. Dit verweer werd echter door de rechter verworpen. Middels de schakelbewijsconstructie werd wel bewijs aangenomen voor de tasjesdiefstallen (Rb Amsterdam. 21 maart 2012, ECLI:NL:RBAMS:2012:BX0593).
Volgens de doctrine en de jurisprudentie van de Hoge Raad is het gebruik van aan andere bewezen geachte, soortgelijke, feiten ten grondslag liggende bewijsmiddelen als ondersteunend bewijs (schakel-, ketting- of ketenbewijs) toegelaten. Daarbij moet het gaan om bewijsmateriaal van die andere feiten dat op essentiële punten belangrijke overeenkomsten vertoont met het bewijsmateriaal van het te bewijzen feit en dat duidt op een specifiek patroon in het gedrag van verdachte, welk patroon herkenbaar aanwezig is in de voor het te bewijzen feit voorhanden bewijsmiddelen.
Voor de redengevendheid van het schakelbewijs wijst de rechtbank op achtereenvolgens het signalement van de dader, de modus operandi, het korte tijdsbestek en de geografische ligging van de plaatsen delict. De rechtbank overweegt als volgt.
Ten aanzien van de betrokkenheid van verdachte bij de berovingen, wijst de rechtbank op het signalement van de dader. Het signalement beschrijft een man van ongeveer 20 jaar oud, van ongeveer tussen 1.75 – 1.85 meter lang. De man droeg volgens verschillende aangeefsters een beige jas tot op de heup, een capuchon en een donkere broek. De rechtbank is van oordeel dat dit signalement aansluit bij de uiterlijke kenmerken van de persoon en de kleding van verdachte toen hij werd aangehouden. Met betrekking tot zijn lengte heeft verdachte verklaard dat deze 1.83 meter bedraagt. Bovendien heeft verdachte zichzelf herkend op de foto op pagina 102 van het dossier, waar hij kleding draagt die op essentiële punten overeenkomt met het signalement. Ook heeft verdachte ten aanzien van de feiten 2 en 3 bekend dat hij degene is die pinnend op de camerabeelden te zien is. Ook hier is een treffende gelijkenis tussen de persoons- en kledingkenmerken van verdachte en het signalement te zien. De rechtbank overweegt dat de onderdelen van het signalement ieder op zich zelf genomen wellicht als weinig typerend kunnen overkomen, maar dat de combinatie van alle kenmerken in samenhang bezien een overtuigend geheel vormen.
De rechtbank overweegt voorts dat sprake is van soortgelijke feiten.
Verdachte hanteert bij de berovingen een werkwijze, die op essentiële punten overeenkomt:
– Alle slachtoffers zijn in het donker van achteren benaderd; de dader heeft zich in alle gevallen slechts gericht op de tas van het slachtoffer;
– Alle berovingen vonden plaats in de vroege avonduren, tussen 18.00 en 20.00 uur;
– Alle slachtoffers zijn vrouwen, voornamelijk oudere vrouwen: Vijf van de zes slachtoffers zijn vrouwen tussen de 54 en 74 jaar oud;
– In alle gevallen heeft de dader alleen geopereerd;
– De dader heeft in alle gevallen stilzwijgend gehandeld;
– In bijna alle gevallen werd kort na de beroving met buitgemaakte passen gepind, dan wel geprobeerd te pinnen.
Daarnaast wijst de rechtbank op het korte tijdsbestek waarin de zes berovingen hebben plaatsgehad, te weten ongeveer twee en een halve week. Daarnaast zijn de plaatsen delict dichtbij elkaar gelegen; de feiten hebben plaatsgevonden op het Buikslotermeerplein, of in de directe omgeving daarvan. De berovingen hangen derhalve ook in geografisch opzicht met elkaar samen.
< Terug naar Tasjesroof