Oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
Volgens vaste rechtspraak is van zodanig toe-eigenen sprake indien een persoon zonder daartoe gerechtigd te zijn als heer en meester beschikt over een goed dat aan een ander toebehoort (vgl. onder meer HR 13 januari 2015, ECLI:NL:HR:2015:57).
Voor een bewezenverklaring van diefstal is niet nodig dat de verdachte de eigendom over het goed zelf wil behouden, omdat het ‘oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening’ ook omvat de situatie dat men een goed steelt met de bedoeling om het direct na de diefstal aan een ander ter beschikking te stellen
Voorbeelden vrijspraken wederrechtelijk toe-eigening
Het enkele feit dat verdachte bij de woning van aangever gaat kijken, daar een afstandsbediening en een COAX-kabel op de grond vindt en deze opraapt, onvoldoende om vast te kunnen stellen dat hij die goederen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen (HR 4 november 2014, ECLI:NL:HR:2014:3096).