Diefstal-advocaat.nl https://01-diefstal-advocaat.nl Alles over diefstal Sun, 03 Feb 2019 11:34:10 +0000 nl hourly 1 https://wordpress.org/?v=6.1.7 Vrijspraak opzettelijk voordeel trekken uitkeringsfraude partner; https://01-diefstal-advocaat.nl/vrijspraak-opzettelijk-voordeel-trekken-uitkeringsfraude-partner/ https://01-diefstal-advocaat.nl/vrijspraak-opzettelijk-voordeel-trekken-uitkeringsfraude-partner/#respond Sun, 03 Feb 2019 11:26:43 +0000 https://01-diefstal-advocaat.nl/?p=1593 Wanneer de partner niet voldoet aan de inlichtingenplicht in het kader van een bijstandsuitkering, probeert de officier soms ook een verdachte te vervolgen die financieel heeft geprofiteerd van die uitkeringsfraude van de partner. De Hoge Raad is hier streng in. Alleen wanneer uit de bewijsvoering volgt dat de verdachte “opzettelijk” voordeel heeft getrokken uit hetgeen werd aangeschaft met door misdrijf verkregen geld en het opzet van de verdachte tevens was gericht op de omstandigheid dat de partner niet had voldaan aan de inlichtingenverplichting uit hoofde van de bijstandsuitkering, kan er een veroordeling voor heling (het opzettelijk voordeel trekken uit de uitkeringsfraude van de partner) volgen. (zie o.a. HR 8 januari 2019, ECLI:NL:HR:2019:21).

Pleitnota advocaat; geen wetenschap niet voldoen inlichtingenplicht

De advocaat van de verdachte heeft in zijn pleitnota als verweer gevoerd dat de verdachte niet wist dat zijn partner niet voldeed aan de inlichtingenplicht uit hoofde van de bijstandsuitkering:

“Opzet

3. Wat de verdediging betreft hoeft geen discussie te bestaan over de vraag of cliënt en zijn partner op enig moment een gezamenlijke huishouding hebben gevoerd. Anders dan de tenlastelegger stelt hebben zij niet de gehele periode samengewoond, maar is in de loop van de tijd een situatie ontstaan dat zijn partner af en toe bij hem verbleef welke periodes zich uitbreidden. Omdat cliënt op dat moment geen enkel inkomen had, betaalde zij bovendien zo nu en dan enkele vaste lasten en boodschappen. Daarmee heeft hij voordeel getrokken uit haar uitkering, ook daarover hoeft geen discussie te bestaan.

4. Er hoeft ook geen discussie te bestaan over de vraag of cliënt wist dat zijn partner een uitkering had. Dat wist hij, alhoewel hij niet van alle ins en outs van deze uitkering op de hoogte was. Wat daarbij van belang is, is het feit dat cliënt geen inzicht had in de bankrekening van zijn partner, noch in haar uitkeringsspecificaties of de informatie die zij aan de uitkeringsinstantie verstrekte.

5. Daarmee zijn wij gekomen bij het opzetverweer. Om tot een bewezenverklaring te komen dient niet alleen bewezen te worden dat cliënt opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitkering van zijn partner, maar ook dat hij opzet had op het door misdrijf verkrijgen van deze uitkering. Het dossier zal dus informatie moeten bevatten waaruit volgt dat cliënt opzet had op een door zijn partner te plegen misdrijf teneinde deze gelden te verkrijgen, namelijk door het opzettelijk onjuist informeren van de uitkeringsinstantie.

6. Het dossier bevat geen enkele informatie waaruit blijkt dat cliënt wist van het feit dat zijn partner de uitkeringsinstantie onjuist informeerde over haar gezinssamenstelling, als daar al sprake van was. Van een zwaardere vorm van opzet dan voorwaardelijk opzet kan naar het oordeel van de verdediging dan ook zeker geen sprake zijn. Via een constructie van voorwaardelijk opzet zou dan eventueel nog een bewezenverklaring kunnen volgen.

7. In dat geval zal er vastgesteld moeten worden dat er een aanmerkelijke kans is dat de partner van cliënt zich aan een misdrijf schuldig zou maken teneinde de uitkering te verkrijgen, welke aanmerkelijke kans cliënt bovendien bewust heeft aanvaard. De verdediging stelt zich op het standpunt dat van beide elementen geen sprake kan zijn, zowel geen aanmerkelijke kans als geen bewuste aanvaarding.

8. Allereerst is de kans dat de partner van cliënt een misdrijf zou plegen teneinde de uitkering te verkrijgen naar algemene ervaringsregelen niet als aanmerkelijk aan te merken. Cliënt had geen enkele reden om aan te nemen dat zijn partner niet zou voldoen aan de eisen van de uitkeringsinstantie. Bovendien was het haar uitkering en rustte op hem dus geen verplichting om gegevens aan de uitkeringsinstantie door te geven of te controleren. Het enkele feit dat cliënt niet actief heeft nagevraagd of zijn partner melding had gemaakt van het feit dat er sprake was van financiële steun aan hem, maakt niet dat sprake is van een aanmerkelijke kans dat zij haar gegevens niet juist doorgaf aan de uitkeringsinstantie.

9. Indien uw hof meent dat wel degelijk sprake was van een aanmerkelijke kans op een door de partner van cliënt te plegen misdrijf, dan is vervolgens de vraag of cliënt zich bewust was van deze kans en/of hij die aanmerkelijke kans dan bewust heeft aanvaard. Ook hiervan is naar het oordeel van de verdediging geen sprake.

10. Cliënt had ten tijde van de tenlastegelegde periode geen inkomen. Niet alleen de partner van cliënt hielp hem financieel, ook zijn moeder en overige familie deed dat. Het was voor cliënt dus niet vreemd dat hij financiële steun ontving. Bovendien had zijn partner de laagst mogelijke uitkering. Het feit dat cliënt zelf bewust geen uitkering aanvroeg omdat hij geen problemen wilde veroorzaken met de uitkering van zijn partner, geeft aan dat hij niet bewust een aanmerkelijke kans heeft willen aanvaarden op het plegen van een misdrijf, zowel door hem als door zijn partner.

11. De uitkering wanneer zij een gezamenlijke uitkering hadden aangevraagd zou bovendien veel hoger geweest zijn dan de uitkering die zijn partner nu ontving. Ook dat is een indicatie dat cliënt niet bewust een aanmerkelijke kans heeft aanvaard op het plegen van een misdrijf door zijn partner.

12. De zaak laat zich goed vergelijken met de zaak die leidde tot het arrest van de Hoge Raad van 1 september 2015 ECLI:NL:HR:2015:2456, waarin een zeer vergelijkbare casus zich voordeed en waarin de Hoge Raad casseert omdat uit bewijsmiddelen niet kan volgen dat de verdachte opzettelijk voordeel heeft getrokken uit door misdrijf verkregen geld nu uit de bewijsmiddelen niet volgt dat verdachte wist dat niet werd voldaan aan de inlichtingenverplichting uit hoofde van de Wet Werk en Bijstand. Ook het onderhavige dossier bevat daarvoor geen bewijsmiddelen, terwijl cliënt ontkent wetenschap gehad te hebben van de verkeerde inlichtingen van zijn partner.

13. Gelet op al het voorgaande meent de verdediging dan ook dat cliënt moet worden vrijgesproken van het tenlastegelegde.”

 

]]>
https://01-diefstal-advocaat.nl/vrijspraak-opzettelijk-voordeel-trekken-uitkeringsfraude-partner/feed/ 0
Schakelbewijsconstructie voor tasjesroof https://01-diefstal-advocaat.nl/schakelbewijsconstructie-voor-tasjesroof/ https://01-diefstal-advocaat.nl/schakelbewijsconstructie-voor-tasjesroof/#respond Tue, 16 Oct 2018 05:55:48 +0000 https://01-diefstal-advocaat.nl/?p=1577 Een verdachte van tasjesroof was steeds op de camerabeelden te zien bij de pintransacties. Hij voerde echter als verweer dat hij enkel in opdracht van een ander had gepind en zich niet zelf schuldig had gemaakt aan deze tasjesdiefstal. Dit verweer werd echter door de rechter verworpen. Middels de schakelbewijsconstructie werd wel bewijs aangenomen voor de tasjesdiefstallen (Rb Amsterdam. 21 maart 2012, ECLI:NL:RBAMS:2012:BX0593).

Volgens de doctrine en de jurisprudentie van de Hoge Raad is het gebruik van aan andere bewezen geachte, soortgelijke, feiten ten grondslag liggende bewijsmiddelen als ondersteunend bewijs (schakel-, ketting- of ketenbewijs) toegelaten. Daarbij moet het gaan om bewijsmateriaal van die andere feiten dat op essentiële punten belangrijke overeenkomsten vertoont met het bewijsmateriaal van het te bewijzen feit en dat duidt op een specifiek patroon in het gedrag van verdachte, welk patroon herkenbaar aanwezig is in de voor het te bewijzen feit voorhanden bewijsmiddelen.

Voor de redengevendheid van het schakelbewijs wijst de rechtbank op achtereenvolgens het signalement van de dader, de modus operandi, het korte tijdsbestek en de geografische ligging van de plaatsen delict. De rechtbank overweegt als volgt.

Ten aanzien van de betrokkenheid van verdachte bij de berovingen, wijst de rechtbank op het signalement van de dader. Het signalement beschrijft een man van ongeveer 20 jaar oud, van ongeveer tussen 1.75 – 1.85 meter lang. De man droeg volgens verschillende aangeefsters een beige jas tot op de heup, een capuchon en een donkere broek. De rechtbank is van oordeel dat dit signalement aansluit bij de uiterlijke kenmerken van de persoon en de kleding van verdachte toen hij werd aangehouden. Met betrekking tot zijn lengte heeft verdachte verklaard dat deze 1.83 meter bedraagt. Bovendien heeft verdachte zichzelf herkend op de foto op pagina 102 van het dossier, waar hij kleding draagt die op essentiële punten overeenkomt met het signalement. Ook heeft verdachte ten aanzien van de feiten 2 en 3 bekend dat hij degene is die pinnend op de camerabeelden te zien is. Ook hier is een treffende gelijkenis tussen de persoons- en kledingkenmerken van verdachte en het signalement te zien. De rechtbank overweegt dat de onderdelen van het signalement ieder op zich zelf genomen wellicht als weinig typerend kunnen overkomen, maar dat de combinatie van alle kenmerken in samenhang bezien een overtuigend geheel vormen.

De rechtbank overweegt voorts dat sprake is van soortgelijke feiten.

Verdachte hanteert bij de berovingen een werkwijze, die op essentiële punten overeenkomt:

– Alle slachtoffers zijn in het donker van achteren benaderd; de dader heeft zich in alle gevallen slechts gericht op de tas van het slachtoffer;
– Alle berovingen vonden plaats in de vroege avonduren, tussen 18.00 en 20.00 uur;
– Alle slachtoffers zijn vrouwen, voornamelijk oudere vrouwen: Vijf van de zes slachtoffers zijn vrouwen tussen de 54 en 74 jaar oud;
– In alle gevallen heeft de dader alleen geopereerd;
– De dader heeft in alle gevallen stilzwijgend gehandeld;
– In bijna alle gevallen werd kort na de beroving met buitgemaakte passen gepind, dan wel geprobeerd te pinnen.

Daarnaast wijst de rechtbank op het korte tijdsbestek waarin de zes berovingen hebben plaatsgehad, te weten ongeveer twee en een halve week. Daarnaast zijn de plaatsen delict dichtbij elkaar gelegen; de feiten hebben plaatsgevonden op het Buikslotermeerplein, of in de directe omgeving daarvan. De berovingen hangen derhalve ook in geografisch opzicht met elkaar samen.

]]>
https://01-diefstal-advocaat.nl/schakelbewijsconstructie-voor-tasjesroof/feed/ 0
Lagere straf gewapende overval omdat fatale afloop niet was voorzien, spijt en jeugdigheid https://01-diefstal-advocaat.nl/lagere-straf-gewapende-overval-omdat-fatale-afloop-niet-was-voorzien-spijt-en-jeugdigheid/ https://01-diefstal-advocaat.nl/lagere-straf-gewapende-overval-omdat-fatale-afloop-niet-was-voorzien-spijt-en-jeugdigheid/#respond Sat, 26 May 2018 15:33:55 +0000 https://01-diefstal-advocaat.nl/?p=1543 In Gerechtshof Den Haag, 2 december 2013,  ECLI:NL:GHDHA:2013:4543 ging het om een gewapende overval op een juwelier, waarbij uiteindelijk bij de vlucht iemand werd doodgeschoten. In eerste aanleg werd een gevangenisstraf van 13 jaren opgelegd, maar in hoger beroep werd dit teruggebracht tot 8 jaren. Het hof heeft dit als volgt gemotiveerd:

Hof:
“Wat naar het oordeel van het hof wel een matigende invloed op de straf behoort te hebben is het feit dat de verdachte en zijn medeverdachte niet hebben beoogd om [naam slachtoffer] van het leven te beroven. Het enige wat de verdachte met de overval voor ogen had, was het oplossen van zijn financiële problemen. Daarbij heeft de medeverdachte zich ter afdreiging bediend van een potentieel dodelijk geweldsmiddel, met fatale afloop. Verdachtes opzet op de dood van [naam slachtoffer] is gezien zijn betrokkenheid bij het geheel een voorwaardelijke geweest. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte, op een naar het oordeel van het hof oprechte wijze, zijn spijt betuigd aan de nabestaanden. Het had volgens hem nooit mogen gebeuren. De verdachte lijkt verantwoordelijkheid te nemen voor wat er is gebeurd, onder meer door tijdens het onderzoek in grote lijnen opening van zaken te geven.

Voorts neemt het hof in matigende zin de jeugdige leeftijd van de verdachte in aanmerking. Ten tijde van de overval was de verdachte 19 jaar oud. De emotionele, sociale, morele en intellectuele ontwikkeling van personen in die leeftijdscategorie is nog niet voltooid. Voorts bestaat op die leeftijd een gebrek aan normatief besef en ervaring. Deze onvolgroeidheid komt in de onderhavige zaak tot uitdrukking in de amateuristische, naïeve en zeer ondoordachte wijze waarop de verdachten de overval hebben voorbereid en gepleegd. Naar het oordeel van het hof moeten jonge mensen vanwege hun nog niet voltooide ontwikkeling strafrechtelijk gezien in het algemeen en ook in dit concrete geval anders worden beoordeeld dan verdachten die in hun ontwikkeling volgroeid zijn. Dit inzicht heeft recentelijk ook vorm gekregen in het zogenoemde wetsvoorstel adolescentenstrafrecht.”

]]>
https://01-diefstal-advocaat.nl/lagere-straf-gewapende-overval-omdat-fatale-afloop-niet-was-voorzien-spijt-en-jeugdigheid/feed/ 0
Verschil diefstal en oplichting https://01-diefstal-advocaat.nl/verschil-diefstal-en-oplichting/ https://01-diefstal-advocaat.nl/verschil-diefstal-en-oplichting/#respond Sun, 22 Apr 2018 09:01:25 +0000 https://01-diefstal-advocaat.nl/?p=1509 Voor een veroordeling ter zake van oplichting in de zin van art. 326 Sr is vereist dat iemand wordt bewogen – voor zover hier relevant – tot de afgifte van enig goed. De strafbare handeling is gelegen in het de ander bewegen tot de afgifte van enig goed. Mede daarin onderscheidt oplichting zich van verduistering en diefstal. Voor strafbaarheid is de daadwerkelijke afgifte van het goed vereist. Daarbij moet het goed uit de beschikkingsmacht van de ander geraken (zie bijv. HR 13 juni 1995, NJ 1995/635, bij afpersing) Daarbij komt dat de ander tot afgifte moet zijn bewogen door één van de in de delictsomschrijving geformuleerde oplichtingsmiddelen.

Het bestanddeel ‘afgifte’ wordt in de rechtspraak ruim uitgelegd. Ook het toelaten dat een goed wordt weggenomen kan in voorkomende gevallen als afgifte worden aangemerkt. Hierdoor ontstaat ruimte voor de rechter om de bewezen verklaarde gedraging ofwel als afgifte in de zin van art. 326 Sr ofwel als wegnemen als bedoeld in art. 310 Sr aan te merken.  Te wijzen valt in dit verband onder meer op HR 19 mei 2015, ECLI:NL:HR:2015:1251, NJ 2015/259. De verdachte in deze zaak had een valse kopie van een zogenaamde ‘toestemming tot wegvoering’ getoond aan medewerkers van de containerterminal in de haven van Rotterdam. Daarop had hij vier zeecontainers meegekregen. Hij werd veroordeeld voor diefstal. In cassatie werd geklaagd dat de aan de verdachte verweten gedraging niet kon worden aangemerkt als ‘wegnemen’ in de zin van art. 310 Sr. De Hoge Raad overwoog dat het hof had vastgesteld dat de verdachte door middel van het gebruik van een valse kopie van een ‘toestemming tot wegvoering’ de in de bewezenverklaring genoemde goederen uit de macht van de rechthebbende had gehaald en dat het hof klaarblijkelijk had geoordeeld dat de verdachte zich aldus een zodanige feitelijke heerschappij over die goederen had verschaft dat sprake was van wegneming in de zin van art. 310 Sr. Dat oordeel gaf volgens de Hoge Raad geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting en was naar de eis der wet met redenen omkleed. De omstandigheid dat de verdachte ook ter zake van oplichting had kunnen worden vervolgd, maakte dit volgens de Hoge Raad niet anders (Vgl. HR 2 juni 2009, ECLI:NL:HR:2009:BH5232, NJ 2009/281. Zie ook HR 20 december 1988, NJ 1989/683, HR 28 januari 1992, NJ 1992/382 en HR 17 mei 1994, NJ 1995/46).

]]>
https://01-diefstal-advocaat.nl/verschil-diefstal-en-oplichting/feed/ 0
Niet terugbrengen gehuurde of geleende auto levert niet altijd verduistering op https://01-diefstal-advocaat.nl/niet-terugbrengen-gehuurde-of-geleende-auto-levert-niet-altijd-verduistering-op/ https://01-diefstal-advocaat.nl/niet-terugbrengen-gehuurde-of-geleende-auto-levert-niet-altijd-verduistering-op/#respond Sat, 21 Apr 2018 23:17:00 +0000 https://01-diefstal-advocaat.nl/?p=1457 Van wederrechtelijke toe-eigening is sprake als de verdachte zonder daartoe gerechtigd te zijn als heer en meester beschikt over een aan een ander toebehorend goed.1 De enkele omstandigheid dat de verdachte een gehuurd/geleased of geleend goed niet heeft teruggebracht of de verschuldigde geldsommen niet heeft betaald (en niet heeft gereageerd op aanmaningen daartoe), is evenwel niet voldoende voor het bewijs van wederrechtelijke toe-eigening.2

  1. vlg HR 24 oktober 1989, ECLI:NL:HR:1989:ZC8253, NJ 1990/256, HR 11 december 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX3620, HR 7 januari 2014, ECLI:NL:HR:2014:32, NJ 2014/187 m.nt. Keijzer en HR 30 mei 2015, ECLI:NL:HR:2015:1771.
  2. Vgl. HR 23 januari 2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ3888, NJ 2007/84, HR 8 november 2008, ECLI:NL:HR:2008:BF0199, NJ 2008/614, HR 24 maart 2009, ECLI:NL:HR:2009:BH5189, HR 13 januari 2015, ECLI:NL:HR:2015:57 en HR 30 mei 2015, ECLI:NL:HR:2015:1771.

]]>
https://01-diefstal-advocaat.nl/niet-terugbrengen-gehuurde-of-geleende-auto-levert-niet-altijd-verduistering-op/feed/ 0
Wel terechte bewezenverklaring van verduistering bij niet terugbrengen auto https://01-diefstal-advocaat.nl/wel-terechte-bewezenverklaring-van-verduistering-bij-niet-terugbrengen-auto/ https://01-diefstal-advocaat.nl/wel-terechte-bewezenverklaring-van-verduistering-bij-niet-terugbrengen-auto/#respond Sat, 21 Apr 2018 11:39:40 +0000 https://01-diefstal-advocaat.nl/?p=1452 In de jurisprudentie zien we veel zaken waarbij het niet terugbrengen van een auto (huur/leen) werd aangemerkt als verduistering. Een klein overzicht van de relevante jurisprudentie

Niet terugbrengen bestelauto na huurperiode

In HR 13 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2076, NJ 2016/424, gaat het om een verdachte die een bestelauto had gehuurd tot 31 juli 2013 en deze daarna niet had geretourneerd en de auto was blijven gebruiken tot aan zijn aanhouding. De betaling van de factuur van 31 juli 2013 was gestorneerd door omstandigheden aan de zijde van de verdachte gelegen. De verhuurder had herhaaldelijk geprobeerd met de verdachte in contact gekomen, maar de verdachte was niet traceerbaar, ook niet aan de hand van het door hem opgegeven adres. De veroordeling voor verduistering van de auto bleef in cassatie in stand.

Wederrechtelijke toe-eigening van een leenauto

Conclusie A-G: ECLI:NL:PHR:2018:266
De verdachte heeft aldus nagelaten de auto, die hij anders dan door misdrijf onder zich had, tijdig te retourneren aan het schadebedrijf. De vraag die dan dient te worden beantwoord is of de verdachte zich de auto wederrechtelijk heeft toegeëigend. In casu is geen sprake van enkel het zuiver nalaten van de verdachte om de leenauto aan het schadebedrijf terug te geven. Immers, namens het schadebedrijf is meermalen naar het telefoonnummer van de verdachte, dat hij op de huurovereenkomst had geschreven, gebeld en zijn meerdere voicemails ingesproken. Daar komt bij dat de verdachte, aan wie reeds was tegemoet gekomen door een verlenging van de leentermijn toe te staan, er blijk van heeft gegeven de auto niet terug te willen brengen door de afspraak met [betrokkene 2] niet daadwerkelijk na te komen.

Verduistering huurauto

HR 3 december 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE9168, NJ 2003/622
In deze uitspraak wees de Hoge Raad wees op omstandigheden waaruit bleek dat de verdachte gebruik was blijven maken van de auto.
“Gelet op deze bewijsmiddelen heeft het Hof klaarblijkelijk geoordeeld dat de verdachte zich de huurauto wederrechtelijk heeft toegeëigend door daarover zonder daartoe gerechtigd te zijn als heer en meester te gaan beschikken. Dat oordeel getuigt niet van een onjuiste uitleg van enige in de bewezenverklaarde tenlastelegging voorkomende en aan art. 321 Sr ontleende term. Dit oordeel is voorts niet onbegrijpelijk, in aanmerking genomen dat uit de bewijsmiddelen volgt dat:
i) de verdachte vanaf januari 2000 is gestopt met de betaling van huurtermijnen, doch de auto blijkens nadien bij het garagebedrijf binnengekomen bekeuringen en een schademelding is blijven gebruiken;
ii) de garagehouder een aantal malen telefonisch contact heeft gehad met de verdachte om afspraken te maken over het inleveren van de huurauto, welke afspraken door de verdachte niet zijn nagekomen;
iii) de verdachte sedertdien onbereikbaar bleek omdat zijn telefoon was afgesloten, aangetekende post door hem niet werd afgehaald en hij niet reageerde op ingesproken voice-mail berichten, zodat het voor het garagebedrijf onmogelijk, althans aanmerkelijk bemoeilijkt werd de auto weer terug te krijgen.

]]>
https://01-diefstal-advocaat.nl/wel-terechte-bewezenverklaring-van-verduistering-bij-niet-terugbrengen-auto/feed/ 0
Niet betalen brandstof na getekende schuldbekentenis https://01-diefstal-advocaat.nl/betalen-brandstof-getekende-schuldbekentenis/ https://01-diefstal-advocaat.nl/betalen-brandstof-getekende-schuldbekentenis/#respond Sun, 11 Mar 2018 16:57:46 +0000 https://01-diefstal-advocaat.nl/?p=1439 Regelmatig zien wij zaken voorbij komen waarbij een verdachte vanwege het vergeten zijn van de portemonnee, of pinpas of vanwege onvoldoende saldo, na het tanken niet kan betalen. Wanneer de verdachte dan bij de kassa een schuldbekentenis tekent, maar nooit overgaat tot betaling van de brandstof, levert dit nog geen verduistering van de brandstof op. Het niet betalen van de brandstof na een getekende schuldbekentenis, is in die zin niet strafbaar te stellen als verduistering. Dit volgt uit een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 16 juni 2015, ECLI:NL:GHDHA:2015:1591.

Feitencomplex; getekende schuldbekentenis

De verdachte had op 4 februari 2013 bij een zelfbedieningstankstation benzine getankt, en wel bij een tankstation gevestigd te Den Bosch. Vervolgens is de verdachte naar de kassa van het betreffende tankstation gegaan, alwaar bleek dat de verdachte vanwege onvoldoende (pin)saldo het voor de getankte benzine verschuldigde bedrag niet kon voldoen. Daarop heeft de betreffende kassamedewerker een zogenaamde schuldbekentenis opgesteld. Deze schuldbekentenis, waarvan zich een kopie in het strafdossier bevindt, houdt onder meer in dat de verdachte het ter zake van de getankte benzine verschuldigde bedrag binnen 24 uur moet voldoen, alsook de clausule dat, indien dit niet gebeurt, de incassoprocedure wordt gestart. De verdachte heeft vervolgens deze schuldovereenkomst getekend, onder legitimering met een – op zijn eigen naam staand – rijbewijs.

De verdachte heeft daarna met zijn auto (met inbegrip van de getankte benzine) het tankstation weer verlaten. Het in de schuldovereenkomst vermelde bedrag heeft de verdachte vervolgens nimmer voldaan. De eigenaar van het tankstation heeft daarop op 20 februari 2013 aangifte gedaan van “”tanken zonder betalen”.

Tenlastelegging: verduistering

Voorgaande feitencomplexen zijn primair tenlastegelegd als verduistering van benzine en mitsdien toegesneden op art. 321 Sr. Daarom moet de in de tenlastelegging voorkomende uitdrukking “wederrechtelijk zich heeft toegeëigend” geacht worden aldaar te zijn gebezigd in dezelfde betekenis als toekomt aan dezelfde – in de vervoeging “wederrechtelijk zich toe-eigent” – in dat artikel voorkomende uitdrukking. Van zodanig toe-eigenen is sprake, indien een persoon zonder daartoe gerechtigd te zijn als heer en meester beschikt over een goed dat aan een ander toebehoort (vgl. HR 24 oktober 1989, ECLI:NL:HR:1989:ZC8253).

Hof: niet betalen na schuldbekentenis levert geen verduistering op

Uit de hiervoor weergeven feiten en omstandigheden kan bezwaarlijk anders worden afgeleid dan dat de tankstationmedewerkers er – in ruil voor de schuldbekentenis – mee instemden dat de verdachte de door hem getankte hoeveelheid benzine zou behouden. Naar zijn aard betekent dit voorts dat het ook voor de betreffende medewerkers duidelijk moet zijn geweest dat deze benzine ook vervolgens door de verdachte zou worden verbruikt. Hieruit kan bezwaarlijk anders worden afgeleid dan dat de benzine op grond van een door de verdachte met de betreffende tankstationmedewerkers (welke handelden voor de aangevers) gesloten overeenkomst aan hem geleverd is en dat hij gerechtigd was daarover als heer en meester te beschikken.

De enkele omstandigheid dat de verdachte vervolgens heeft nagelaten de schuldbekentenis na te komen en de door hem verschuldigde koopsom te betalen, levert geen grond op om af te wijken van de uit het burgerlijk recht voortvloeiende regel dat de desbetreffende benzine na levering daarvan tot het vermogen van de verdachte is gaan behoren (vgl. Hoge Raad 16 april 2013, ECLI:NL:HR:2013:BX5138).

Nu aldus niet bewezen kan worden verklaart dat de verdachte zich in het onderhavige geval de betreffende benzine wederrechtelijk heeft toegeëigend dient de verdachte van de hem tenlastegelegde feiten te worden vrijgesproken.

Met betrekking tot de aan de verdachte subsidiair tenlastegelegde diefstal van benzine dient naar het oordeel van het hof eveneens vrijspraak te volgen. Het is immers algemeen gebruik dat men bij een dergelijk zelfbedieningtankstation eerst tankt en zich daarna ter betaling naar de kassa begeeft. Het tanken op zichzelf impliceert derhalve nog niet een wederrechtelijke toe-eigenings- of wegnemingshandeling. Nu voorts de verdachte zich na het tanken naar de kassa heeft begeven, en na het tanken met goedvinden van (de vertegenwoordiger van) aangever met betrekking tot de getankte benzine een schuldbekentenis heeft ondertekend, kan evenmin worden gezegd dat de verdachte zich deze benzine op het moment van vertrek uit het tankstation (of op enig moment daarna) heeft weggenomen met het oogmerk zich deze benzine wederrechtelijk toe te eigenen.(vgl. Gerechtshof Leeuwarden, 25 november 2011, ECLI:NL:GHLEE:2011:BU3877).

Wel: flessentrekkerij

Ten overvloede merkt het hof op dat het hof het niet ondenkbaar acht dat de gedragingen van de verdachte (in onderlinge samenhang bezien) wel als het in het artikel 326a van het Wetboek van Strafrecht strafbaar gestelde misdrijf van flessentrekkerij zouden kunnen worden gekwalificeerd. Nu echter de feiten niet als zodanig ten laste zijn gelegd, staat die vraag niet ter beoordeling door het hof.

]]>
https://01-diefstal-advocaat.nl/betalen-brandstof-getekende-schuldbekentenis/feed/ 0
Diefstal buiten reguliere werktijd geen verduistering in dienstbetrekking https://01-diefstal-advocaat.nl/diefstal-buiten-reguliere-werktijd-geen-verduistering-dienstbetrekking/ https://01-diefstal-advocaat.nl/diefstal-buiten-reguliere-werktijd-geen-verduistering-dienstbetrekking/#respond Sat, 03 Feb 2018 19:45:04 +0000 https://01-diefstal-advocaat.nl/?p=1372 De medeverdachte had zich meermalen buiten reguliere werktijd, wanneer het bedrijf gesloten was, naar het bedrijfsterrein begeven met het oogmerk daar staal toebehorende aan zijn werkgever weg te nemen, waarbij hij zich steeds op oneigenlijke wijze toegang tot het bedrijf heeft verschaft. De rechtbank oordeelde daarom dat het staal  dus niet uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking aan de medeverdachte toevertrouwd gedurende de tijdspanne dat hij dit met een machine bewerkte en vervolgens overdroeg aan de verdachte.
Er volgde een vrijspraak voor verduistering in dienstbetrekking (Rb Limburg, 5 februari 2016, Nieuwsbrief Strafrecht 2016,90).

Vrijspraak verduistering in dienstbetrekking

In de tenlastegelegde periode heeft de medeverdachte K. M. meermalen buiten reguliere werktijd op het bedrijfsterrein van zijn werkgever, Vogten Staal B.V., een hoeveelheid staal weggenomen. De medeverdachte M. bewerkte met een machine een rol staal tot staalplaten, waarna de verdachte, de koper van de staalplaten, deze telkens met zijn vrachtwagen op het bedrijfsterrein kwam ophalen. Hoewel de medeverdachte M. ziekteverlof genoot, had hij toegang tot het bedrijfsterrein, doordat hij beschikte over een sleutel en de code van het alarmsysteem. Blijkens de aangifte van zijn werkgever had de medeverdachte M. geen toestemming het bedrijfsterrein te betreden op het moment dat het bedrijf gesloten was.

Aldus heeft de medeverdachte M. zich meermalen buiten reguliere werktijd, wanneer het bedrijf gesloten was, naar het bedrijfsterrein begeven met het oogmerk daar staal toebehorende aan zijn werkgever weg te nemen, waarbij hij zich steeds op oneigenlijke wijze toegang tot het bedrijf heeft verschaft. Het staal was dus niet uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking aan de medeverdachte M. toevertrouwd gedurende de tijdspanne dat hij dit met een machine bewerkte en vervolgens overdroeg aan de verdachte.

Gelet op de bovenomschreven omstandigheden, is de Rechtbank van oordeel dat de medeverdachte M. het weggenomen staal nooit onder zich heeft gehad, zoals bedoeld in art. 321 juncto art. 322 Sr. Als gevolg hiervan acht de Rechtbank de aan de medeverdachte K. M. tenlastegelegde verduistering in dienstbetrekking dan wel eenvoudige verduistering niet bewezen. Daarom acht de Rechtbank het aan de verdachte tenlastegelegde medeplegen van verduistering in dienstbetrekking dan wel medeplegen van verduistering evenmin bewezen. De verdachte zal dan ook worden vrijgesproken.

]]>
https://01-diefstal-advocaat.nl/diefstal-buiten-reguliere-werktijd-geen-verduistering-dienstbetrekking/feed/ 0
Pinnen van rekening met gestolen bankpas levert diefstal door middel van valse sleutel op https://01-diefstal-advocaat.nl/pinnen-rekening-gestolen-bankpas-levert-diefstal-middel-valse-sleutel-op/ https://01-diefstal-advocaat.nl/pinnen-rekening-gestolen-bankpas-levert-diefstal-middel-valse-sleutel-op/#respond Fri, 10 Nov 2017 16:36:06 +0000 https://01-diefstal-advocaat.nl/?p=1363 Het pinnen van geld bij een geldautomaat met een gestolen bankpas levert diefstal door middel van een valse sleutel op. Dat blijkt uit de jurisprudentie. Een andere situatie is het wanneer met die bankpas betalingen in een winkel worden gedaan, terwijl de verdachte het geld niet zelf in handen krijgt. Het is de vraag of dit diefstal kan opleveren. 

Pinnen geld met gestolen bankpas bij geldautomaat

Verdachte heeft in een klaslokaal de bankpas uit de tas van een klasgenote gestolen. Vervolgens heeft hij met die pas tweemaal geld gepind:
“hij op 10 november 2010 in de gemeente [gemeente] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, meermalen heeft weggenomen een geldbedrag tot – in totaal – 140 euro, toebehorende aan [benadeelde], waarbij verdachte telkens het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel.” (Gerechtshof Leeuwarden,14 oktober 2011, ECLI:NL:GHLEE:2011:BT8755).

]]>
https://01-diefstal-advocaat.nl/pinnen-rekening-gestolen-bankpas-levert-diefstal-middel-valse-sleutel-op/feed/ 0
Goederen meenemen als onderpand is vaak we diefstal https://01-diefstal-advocaat.nl/goederen-meenemen-als-onderpand-is-vaak-we-diefstal/ https://01-diefstal-advocaat.nl/goederen-meenemen-als-onderpand-is-vaak-we-diefstal/#respond Fri, 17 Feb 2017 21:42:04 +0000 https://01-diefstal-advocaat.nl/?p=1331 Een verhuurder die de huisraad meeneemt als onderpand, voordat de huurovereenkomst rechtsgeldig is beëindigd, maakt zich schuldig aan diefstal, zelfs als de verhuurder niet de bedoeling had om die goederen te houden maar later aan de huurder terug te geven (HR 26 november 2013, ECLI:NL:HR:2013:1426).

Casus

Aangever huurt op basis van een huurcontract tijdelijk een huisje van verzoeker van 22 april 2009 tot 22 april 2010. Op 1 september 2009 vervangt verzoeker het slot van het verhuurde en ontzegt hij aangever verdere toegang tot de woning. Vervolgens neemt verzoeker huisraad van [betrokkene] mee, waaronder een doos met fotoalbums, administratie en een zak met wasgoed. De zak met wasgoed heeft hij weggegooid, waarom is niet duidelijk. Over de fotoboeken, administratie en andere persoonlijke dingen verklaart [betrokkene] dat verzoeker deze onder zich hield onder het mom van recht van retentie.

Juridisch kader wederrechtelijke toe-eigening

De situatie waarin een verhuurder huisraad van een huurder wegneemt met het doel deze voorwerpen als drukmiddel tot betaling van een huurachterstand te gebruiken is niet uniek. In 19681 oordeelde de Hoge Raad over een zaak waarin de verhuurder een transistorradio van de huurder had weggenomen en achter slot in een kast had opgeborgen. De bedoeling van de verhuurder was de transistorradio net zo lang onder zich te houden totdat de huurschuld door de huurder was betaald. Ook toen werd de vraag opgeworpen of het bewezenverklaarde oogmerk uit de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen kon volgen.2 De wnd. A-G Kist beantwoordde in zijn conclusie die vraag bevestigend, nu het oogmerk was gericht op het tijdelijk beschikken over de transistorradio en kennelijk ook op de verkoop daarvan ingeval niet tot betaling zou worden overgegaan. De Hoge Raad oordeelde echter dat de in de bewijsmiddelen vervatte feiten en omstandigheden onvoldoende waren om daaruit te kunnen afleiden dat de verhuurder de radio had weggenomen met het oogmerk om het zich toe te eigenen.

Anders oordeelde HR 14 mei 1996, no 102.339, DD 96.304 in een soortgelijke zaak: wegens een huurschuld van de huurder had de verhuurder een grote hoeveelheid huisraad weggenomen en in een loods ondergebracht, met de bedoeling deze spullen pas na betaling aan de huurder terug te geven. De Hoge Raad overwoog dat uit de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen3, in het bijzonder de verklaring van de verdachte, kon worden afgeleid dat de verdachte de goederen had weggenomen met de bedoeling daarvan een zodanig gebruik te maken dat dit kon worden beschouwd als wegnemen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in de zin van art. 310 Sr. Uit de aan het arrest voorafgaande conclusie van de toenmalige A-G Fokkens blijkt dat de verdachte in die zaak de complete inboedel had weggenomen en hij deze inboedel negen maanden later nog steeds in een loods opgeslagen had.

In de hiervoor aangehaalde conclusie wordt nog gewezen op een arrest van de Hoge Raad uit 1986.4 Wegens een huurachterstand was de boekvoorraad van een failliete boekhandel door de verhuurder weggenomen teneinde zichzelf met de opbrengst uit de verkoop daarvan schadeloos te stellen. Ook dit leverde volgens de Hoge Raad oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening op, waarbij in aanmerking werd genomen dat de verdachte weigerde aan de curator te vertellen waar hij de boekenvoorraad naartoe had gebracht.

Het oordeel of is gehandeld met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in een zaak als de onderhavige, lijkt, gelet op het bovenstaande, sterk afhankelijk van de bijzondere omstandigheden van het geval, waarbij kan worden gedacht aan de aard van de voorwerpen die door de verhuurder zijn meegenomen, de door de verhuurder afgelegde verklaring en zijn gedragingen nadien.

Het kennelijke voornemen om (behoudens de zak met wasgoed) de goederen aan [betrokkene] terug te geven staat aan het aannemen van het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening niet in de weg. Ook het tijdelijk als heer en meester over andermans goed beschikken kan als toe-eigening in de zin van art. 310 Sr worden aangemerkt (HR 22 mei 1990, ECLI:NL:HR:1990:ZC8531, NJ 1990/784, HR 18 februari 1992, ECLI:NL:HR:1992:ZC8977, NJ 1992/517. Zie ook Noyon-Langemeijer-Remmelink, Het Wetboek van Strafrecht, aant. 6 bij art. 310 (bijgewerkt tot 1-8-2007).

Onderpand als drukmiddel

De fotoboeken, administratie en wasgoed hebben in het economisch verkeer geen werkelijke waarde. Hieruit kan worden afgeleid dat verdachte deze voorwerpen niet wilde gebruiken om zich door verkoop schadeloos te stellen. Dat zou immers niets tot weinig opleveren. Het wegnemen van de voorwerpen, die wel een persoonlijke en wat de foto’s en fotoboeken betreft misschien ook wel een emotionele waarde voor aangever vertegenwoordigden, dienden kennelijk enkel als drukmiddel. Daarin is een bevestiging te vinden van de verklaring van aangever dat verdachte voornemens was de spullen pas aan aangever wilde teruggeven wanneer zij haar huurschuld had voldaan. Voor de volledigheid merk ik op dat dit ten aanzien van de zak met wasgoed anders ligt. Met het weggooien daarvan heeft verzoeker er blijk van gegeven deze zak niet te willen teruggeven.

Geen retentierecht

De verdachte beschikte niet over een rechtsgeldig retentierecht als bedoeld in art. 3:290 e.v. BW, zoals het Hof in de nadere bewijsoverweging terecht heeft overwogen, nu verzoeker met een valse sleutel andermans huis is binnengetreden.6 Uitgangspunt dient immers te zijn dat een retentierecht niet met succes kan worden ingeroepen indien de betreffende persoon zich op onrechtmatige wijze de macht over dit voorwerp heeft verschaft. Ter illustratie van een onrechtmatige machtsverschaffing kan het volgende geval dienen. Een garagehouder kan, wanneer de betaling voor de reparatie van een auto achterwege blijft, de gerepareerde auto in beginsel onder zich houden totdat de eigenaar van de auto zijn schuld voldoet. Dat betekent niet dat als de garagehouder de auto reeds heeft teruggegeven, hij bij wanbetaling gerechtigd is om de auto – al dan niet met behulp van een valse sleutel – zonder medeweten van de eigenaar voor de deur van diens woning weg te halen om op die manier zijn ‘retentierecht’ – wat het niet is – uit te oefenen.

 

 

]]>
https://01-diefstal-advocaat.nl/goederen-meenemen-als-onderpand-is-vaak-we-diefstal/feed/ 0